Openbare Verlichting

Openbare verlichting

Verlichting in Nederland


Kaarten lichtemissie in Nederland (Bron: Atlas Leefomgeving) en Europa (Bron: NASA)

Op bovenstaande afbeelding van de Atlas Leefomgeving is de kaart Lichtemissie te zien. Daarop kan je zien hoe verlicht Nederland was in 2018. Je ziet dat er in Nederland in 2018 meer licht wordt uitgestoten dan in buurlanden Duitsland en Frankrijk. Op de rechter NASA-kaart van Europa zie je de Randstad fel oplichten in vergelijking met de rest van Europa. Alleen de Povlakte in Italië en Vlaanderen zijn concurrenten wat betreft de dubieuze titel ‘grootste lichtuitstoter van Europa’.

Openbare verlichting
Openbare verlichting omvat alle straatverlichting in de publieke ruimte. Waar dit vroeger gebeurde door particuliere initiatieven met behulp van kaarslicht, zijn we inmiddels een stuk verder met een centraal geregeld systeem op basis van elektriciteit. Zo’n 3,5 miljoen lantaarnpalen voorzien ons van licht!

Balans
Wegen en straten worden verlicht voor verschillende doeleinden. Het bevordert de verkeersveiligheid en maakt het gemakkelijker de weg te vinden. Bovendien voelen veel mensen zich ook veiliger in een verlichte omgeving. Echter kan licht ook de verkeersveiligheid juist in gevaar brengen. Wanneer er sterk licht (ten opzichte van de omgeving) horizontaal op een mens afkomt, ontstaat verblinding. Bovendien blijken lichtvlakken erg hinderlijk wanneer men daar vanuit een donker gebied tegenaan kijkt.

Beeld: Hans Heijnen

Transitie naar een natuurlijke openbare verlichting?
Wetten omtrent openbare verlichting ontbreken nog (een algemeen overzicht vind je hier). Wel is er een richtlijn tot stand gekomen in samenwerking tussen NSVV en OVLNL, namelijk de NPR 13201, waarnaar kan worden verwezen bij jurisprudentie.

SER-Energieakkoord
In september 2013 ging het SER-Energieakkoord in, omwille van verduurzaming van de economie en omgeving. Hierin is vastgelegd dat in 2020 het energieverbruik van alle openbare verlichting en verkeersregelinstallaties 20% lager moet liggen ten opzichte van 2013, en zelfs 50% lager in 2030. Daarnaast is 40% van de openbare verlichting geregeld door slim energiemanagement én is deze energiezuinig.

Uit cijfers van 2016 blijkt dat het op alle vlakken de goede kant op gaat, voornamelijk met de laatste twee subdoelstellingen. Ondertussen is al 25% van alle openbare verlichting energiezuinig en/of voorzien van slim energiemanagement. Desalniettemin blijft het een flinke uitdaging alle doelstellingen te behalen.

Een tweede motivatie voor het terugbrengen van het energieverbruik van de openbare verlichting, naast verduurzaming, is de aanzienlijke uitgave die het voorstelt. De gemeentelijke elektriciteitsrekening wordt voor meer dan de helft opgeslokt door de openbare verlichting. Voor de overheid is de openbare verlichting eveneens een kostenpost waarop kan worden bespaard. Daarom werd in 2013 besloten om op bepaalde plekken van de snelweg tussen 21:00 en 05:00 uur de lampen te doven. Echter kostte dit plan meer geld dan het opleverde doordat aannemers zelf de verlichting moesten inschakelen bij wegwerkzaamheden (met grote kosten tot gevolg) en schaadde het ontbreken van verlichting het gevoel van veiligheid bij vele bestuurders. Hierdoor blijven veel van de aangepaste wegen tegenwoordig toch tot 23:00 verlicht. De problemen die men toen tegen het lijf liep, kunnen worden voorkomen in een toekomstig dimmen en/of doven beleid. Bovendien kan er gebruik worden gemaakt van andere oplossingen om energie te besparen.

Nieuwe vormen van verlichting
Openbare verlichting is zo afgesteld dat een verkeersdeelnemer objecten op de weg, zoals een overstekende voetganger, goed kan zien. Een andere belangrijke rol is dat je kan zien hoe de weg zich vervolgt. Dit wordt bereikt door zowel passieve als actieve markering. Passieve markering zijn de zogenaamde kattenogen, deze reflecteren het licht van de koplampen van de auto. Tegenwoordig is de actieve markering in trek, met name in moeilijke situaties zoals bochten en oversteekplaatsen. Dit zijn kleine ledlichtjes die enkele centimeters boven het wegdek uitsteken. Bij voldoende zonlicht kunnen deze zelfs op zonne-energie gevoed worden! Beiden hebben het voordeel dat ze met minimale (tot geen) lichtvervuiling toch een veilige omgeving creëren.

Beeld: Sotto le Stelle

Andere initiatieven
Er zijn tal van mooie voorbeelden die de transitie naar een duurzamere openbare verlichting illustreren. Zo zijn er op vraag van Rijkswaterstaat vleermuisvriendelijke ‘batlampen’ ontwikkeld. Deze kan je inmiddels al 6 jaar langs de A74 vinden. Deze straatlantaarns zijn speciaal ontwikkeld om de vleermuizen zo min mogelijk te verstoren in hun leefomgeving

Ook Texel is een voorbeeld van een vooruitstrevend initiatief. Door verschillende maatregelen omtrent ‘slim’ licht, is het de gemeenschap gelukt om nog maar één derde van de elektriciteit verbruikt ten opzichte van de oude openbare verlichting. Alle lichtmasten gebruiken nu ledlampen, er is een schema voor dimmen en doven, en er zijn wegdekreflectoren en verkeerszuilen geplaatst. Bovendien wordt er gebruik gemaakt van onderhoudsarme armaturen en masten met een lange levensduur. De oude materialen zijn op een circulaire wijze opnieuw gebruikt. Zoals gezegd op diens site: “het resultaat is een eiland waar het echt nacht is, zonder overbodige verlichtingen maar met een mooi uitzicht op de sterren”.

Conclusie
Kortom, de kunst is om de juiste balans te vinden waarbij zowel lichtvervuiling als veiligheidsrisico’s beperkt worden. De meeste winst valt immers te behalen bij de gemeenten: zij bezitten 94% van alle openbare verlichting in Nederland. Voor hen zijn er nog vele andere manieren, buiten degene hier beschreven, beschikbaar om reductie van lichtvervuiling en energie te realiseren.